Hemkes' rekenplank
Hemkes' rekenplank
Tot begin 19e eeuw werd er gerekend met ingewikkelde sommen uit het rekenboek ‘Cyfferinghe’ van Willem Bartjens uit 1604. De zeventiende eeuw: de Gouden Eeuw, was de eeuw waarin de handelsgeest van de Nederlanders zorgde voor een ongekende welvaart. Denk aan de VOC en de WIC. Rekenen was dan ook een vak vooral bedoeld voor leerlingen die de handel in gingen. Het rekenboek van Bartjens bleef ruim 200 jaar in gebruik! Rekenonderwijs werd uitsluitend gegeven in de hoogste klassen. Na 1800 veranderde het rekenonderwijs door de invoering van het klassikaal onderwijs. In 1806 werd het belang van een voldoende rekenvaardigheid zo groot bevonden dat het in alle klassen aan bod diende te komen.
In de loop van de negentiende eeuw verschenen er tal van rekenmethodes. Zo schreef de schoolmeester H. Hemkes (1807 – 1889) in 1835 zijn eerste rekenboekje: ‘De kleine rekenaar, of gemakkelijk rekenboekje voor eerstbeginnenden’. In reactie op de ingewikkelde opgaven van Bartjens streefde Hemkes in zijn boekjes eenvoud en een beperkte omvang na. ‘De kleine rekenaar’ was bestemd voor de leerlingen die voor het eerst zelfstandig met een rekenboek aan de slag konden gaan. Meestal was dit pas in de vijfde klas.
Voordat de leerlingen in een hogere klas zelfstandig konden beginnen met het eerste rekenboekje moesten zij de elementaire rekenvaardigheid verwerven. In de lagere klassen werd dit aanvankelijk rekenonderwijs klassikaal gegeven waarbij het schoolbord, de lei en een enkel leermiddel als het telraam werden gebruikt. Eind negentiende, begin twintigste eeuw werd voor het aanleren van de rekenvaardigheden onder andere de door J. Hemkes ontwikkelde rekenplank gebruikt. Er was een klassikale plank en een kleiner identiek plankje voor de leerlingen. De rekenplank werd als hulpmiddel gebruikt om de leerlingen vlot te leren rekenen tot 20.
Het leermiddel wordt gekenmerkt door de wijze waarop de twintig eenheden worden voorgesteld: De eenheden hebben een vaste plaats, ze zijn gegroepeerd in twee verticale rijen van tien, waarbij elke rij verdeeld is in twee groepen van vijf. Door het omklappen van de klepjes worden de stippen (eenheden) zichtbaar. Het rode stipje zorgt ervoor dat het klepje ‘zichtbaar’ gesloten is tegen de zwarte achtergrond van het bord.