Hitler kust Duitsland wakker

Niet alleen schoolvakken, maar ook sprookjes werden ingelijfd in de nazi-ideologie. Volgens nazileider Hans Schemm (1891-1935), oprichter van de Nationalsozialistische Lehrerbund (1929), waren sprookjes ‘kleinoden’ voor de Duitse onderwijzer. Waarom? Deze vertellingen, aldus Schemm, ‘vertonen in eenvoudige woorden de gedachten en de gevoelens van de voorouders’. Via sprookjes ‘spreekt de ziel van het volk’ tot de onderwijzer, die op zijn beurt ‘de leerlingen eerbiedig laat luisteren naar de voorouderlijke wijsheid’. Hoe annexeerden de nazi’s het sprookje van Doornroosje?

In de richtlijnen voor de Volksschule uit 1937 werd bepaald, dat brede, algehele kennisoverdracht niet meer op de voorgrond mocht staan. Alleen kennis die nodig was om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijke en culturele leven in het Derde Rijk, moest onderwezen worden. Andere kennis werd gezien als nutteloze ballast en kon zelfs een gevaar opleveren voor de nazistaat.

Sprookjes vallen wellicht niet tot de categorie ‘kennis’, maar het is goed er al heel vroeg mee in aanraking te komen. Vóór 1933 werden de in het klaslokaal vertelde sprookjes beschouwd als verhalen die kinderen een ‘stil, individueel genot’ zouden bezorgen. Individu en nationaalsocialisme gingen echter niet samen. Na de machtsovername werd de strekking dan ook aangepast: sprookjesverhalen zouden uitermate geschikt zijn om eergevoel, loyaliteit en daadkracht op te wekken. De pedagogische rechtvaardiging lag daarin, dat in sprookjes ‘het algemeen belang voorop staat en dat het gevaarlijke, het chaotische vernietigd wordt door het goede’.

VERHAAL VAN DE ZON

Sprookjes werden genazificeerd door de helden te ‘germaniseren’, door nationalistische en racistische verhaalelementen eraan toe te voegen en de verering van Adolf Hitler en zijn nazibeweging voorop te stellen. Een in het oog springend voorbeeld hiervan is het sprookje van Doornroosje. Hoe annexeerden de nazi’s het verhaal van de prinses, die zich na de vloek van de kwade fee op haar vijftiende verjaardag prikt aan een spinklos, waardoor alles en iedereen in het paleis van haar vader in een honderdjarige slaap wegzinkt?

Voor de beantwoording van deze vraag ging onderwijsillustrator L. Martin, die als tekenaar van het sprookje tevens de toelichting bij de schoolplaat schreef, ver terug in de volksgeschiedenis. Hij noemde Doornroosje een verhaal van de zon. Voor de Noord-Europese mens, aldus Martin, was de zon de levensbron: ‘Zijn stijgende en dalende kracht bracht hem goed en slecht. De zon werd een wereldleider, een godheid, een principe van het goede bij uitstek. Maar zelfs de zon, de stralende, werd in de lange winternachten door de duisternis vastgehouden.’

Aan de hand van de wetenschappelijke sprookjesanalyses uit zijn tijd creëerde Martin zijn eigen nazi-interpretatie van Doornroosje. Het sprookje zou een poëtische weergave zijn van

het jaarlijkse lot van de aarde. De twaalf feeën uit het verhaal zijn de twaalf maanden. De dertiende fee, de kwade fee, wordt verklaard door het gegeven dat in vroeger tijden dertien maanden in een jaar zaten: ‘Toen het zonnejaar in twaalf maanden werd veranderd, moest het dertiende deel als overbodig verdwijnen en leefde het volgens het volksgeloof voort in het ongeluksgetal dertien, in de griezelige nachten en in het sprookje van Doornroosje. Vol haat wil de kwade dertiende fee het mooie kind vernietigen.’

ONTWAKEN

Doornroosje zou volgens Martin de ‘nationale machteloosheid en het nationale ontwaken’ symboliseren. Buitenlands geweld – de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog, het Verdrag van Versailles en de opgelegde herstelbetalingen – had Duitsland in een doodsslaap gestort. De slapende keukenbrigade op de schoolplaat zou de ingeklapte Duitse economie symboliseren. In haar slaap werd Doornroosje – Duitsland – omgeven door bedrieglijke, pacifistische en internationale droombeelden, waarmee Martin de democratische Weimarrepubliek voor ogen had.

Met de komst van Adolf Hitler ontwaakte het land uit deze doodsslaap. De Germaans ogende man rechtsonder op de schoolplaat, gekleed in het bruine uniform van de SA (de Sturmabteilung), kust Doornroosje niet wakker, maar laat haar ontwaken met de Hitlergroet. Een vrijpostige interpretatie van het sprookje van Doornroosje.

Dat deze nazi-schoolplaat na de capitulatie in mei 1945 uit de schoollokalen werd verbannen, mag geen wonder heten. Het was bittere noodzaak.

Tekst: Jacques Dane, hoofd Collectie en Onderzoek van het Nationaal Onderwijsmuseum

Geraadpleegde literatuur:

Martin, L. (1936). ‘Gedanken zum Dornröschenbild’. In: Der praktische Schulmann. Mehr Veranschaulichung. Eine Zeitschrift für die moderne Schule. Heft 6, blz. 97-98.

Müller, Walter & Reinhard Stach (1988). Schulwandbilder als Spiegel des Zeitgeistes zwischen 1880 und 1980. Westdeutscher Verlag: Opladen. [Forschungsberichte des Landes Nordrhein-Westfalen. Nr. 3229. Fachgruppe Geisteswissenschaften]

Zimmer, Eva (2017). Wandbilder für die Schulpraxis. Eine historisch-kritische Analyse der Wandbildproduktion des Verlags Schulmann 1925-1987. Verlag Julius Klinkhardt: Bad Heilbrunn.

Dit artikel verscheen in: LESSEN. Periodiek van het Nationaal Onderwijsmuseum en de Vereniging van Vrienden, 15de jaargang, nummer 1 ZOMER 2020