Koningsdag 2020
Oranjeboekjes
“Oranjeboekjes”, vaak in grote oplagen geproduceerd, werden vanaf het einde van de negentiende eeuw uitgedeeld aan schoolkinderen op de christelijke dagschool of de zondagsschool en hadden een speciaal doel: leerlingen bekend te maken met de historische en de hedendaagse leden van het Huis Oranje-Nassau. De koninklijke familie werd voorgesteld als een ideaal protestants-christelijk gezin. Schoolkinderen kregen een spiegel voorgehouden: de leden van de koninklijke familie gaven het goede voorbeeld, op school en in het huisgezin. Of dit strookte met de (historische) werkelijkheid, was voor de auteurs niet ter zake: de stichtelijke boekjes werden immers geschreven om vaderlandsliefde en bewondering voor het koningshuis aan te kweken. Een hagiograaf – een schrijver van heiligenlevens – is nu eenmaal geen historicus die zich kritisch over zijn bronnen buigt. Een hagiografie is een ingebeelde werkelijkheid, ontdaan van de scherpe en soms onaantrekkelijke menselijke kanten, vermengd met een grote dosis fictie. Met andere woorden: een sprookje.
Den vaderlandt ghetrouwe (1938)
“’t Leek wel een toverprinsesje, dat kindje in haar wieg van satijn: alles werd anders, alles werd nieuw. In lange, lange jaren was er niet zo’n grote vreugde in Nederland geweest.” De bekende schrijvende schoolmeester uit Utrecht W.G. van de Hulst (1879-1963) koppelde in het Oranjeboekje Den vaderlandt ghetrouwe (1938) de bijzondere koninklijke status van prinses Wilhelmina (1880-1962) aan een sprookje: het toverprinsesje had het land gered. Op 31 augustus 1880, Wilhelmina’s geboortedatum, was de vreugde in Nederland zo groot, omdat het er lange tijd naar uit had gezien, dat het Huis Oranje-Nassau zou uitsterven. Maar God had dat niet gewild: “Hij had nieuw leven gegeven. En de oude koning,” zo schreef Van de Hulst over vader Willem III (1817-1890), “streelde het kindje over ’t zijïge haar, als wilde hij het zegenen; zijn oude hart was van dankbare vreugde vol.”
Hoofdmeester Van de Hulst vergat overigens te vermelden dat één van de drie zonen van koning Willem III, Wilhelmina’s halfbroer kroonprins Alexander (1851-1884), op 31 augustus 1880 nog leefde en tot aan zijn dood officieel de wettelijke troonopvolger was. Van de Hulst noteerde enkele bladzijden later, in een bijzinnetje, dat de kleine Wilhelmina op vierjarige leeftijd “Kroon-prinses” werd, omdat “Alexander, de zwakke prins, stierf”. Het is de vraag of het lezerspubliek dit niet geheel onbelangrijke feit indertijd is opgevallen.
Liefde voor de kroonprinses
Van de Hulsts Den vaderlandt ghetrouwe – een boekje ter herinnering aan het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina in 1938 – werd breed uitgedeeld onder de Nederlandse schoolkinderen. Het verscheen bij de bekende Haagse schoolboekenuitgever Van Goor en paste naadloos in de traditie van de “Oranjeboekjes”. Historische feiten werden gekoppeld aan beelden van modelleerlingen en ouders. Van de Hulst presenteerde Wilhelmina als een bijzondere kleuter met een belangrijke, zware taak: ‘Zij zou worden: Koningin van Nederland.’ Maar deze vierjarige koningin-in-de-dop begreep, in de woorden van Van de Hulst, “zelf nog helemaal niet, dat zij zo’n bijzonder persoontje was, en dat duizenden, honderdduizenden in het land met liefde aan haar dachten”.
Die liefde voor de kroonprinses was niet aangeboren, zoals sommige pedagogen indertijd dachten, maar moest worden opgewekt. Wilhelmina’s moeder koningin Emma (1858-1934) was zich hier terdege van bewust. Samen met haar dochter reisde ze na de dood van koning Willem III heel Nederland door om de kroonprinses aan het volk te tonen. “Elk hoekje van ons vaderland”, noteerde Van de Hulst, “moest zijn jonge koninginnetje kennen, en zij moest elk hoekje van haar vaderland kennen.” Bloemententoonstellingen, een schip van stapel laten lopen, de opening van een nieuw ziekenhuis, het bijwonen van soldaten die manoeuvres op de hei maakten, bezoeken aan àlle provincies: “Dàn waren ze in déze stad, dan weer in dié; nu eens reisden ze naar Friesland, dan weer waren ze in Zeeland. Een goede koningin moet van alles weten. Ze moet haar ganse land kennen. Ze moet leren met alle mensen om te gaan.”
Auteur: Jacques Dane
-----------------------------------------------------------------
Bij de door het Nationaal Onderwijsmuseum georganiseerde tentoonstelling “Ook prinsesjes gaan naar school” (22 augustus 2008 – 4 januari 2009) verscheen een gelijknamig boek. Bovenstaande tekst is een lichte bewerking van het hoofdstuk “Prinses Wilhelmina, het eenzame schoolkind”, blz. 20-23.
“Ook prinsesjes gaan naar school” (2008) verscheen bij Uitgeverij Omniboek, Kampen
© Nationaal Onderwijsmuseum & Uitgeverij Omniboek [alleen antiquarisch verkrijgbaar]