Koningsdag 2020
Koningsdag 2020: “Koningsdag thuis – Oranje boven, Oranje binnen”
De jaarlijkse feestdag rond het Huis van Oranje werd traditioneel buiten gevierd. Schoolkinderen kregen een oranje sjerp om en liepen met rood-wit-blauwe vlaggetjes te zwaaien. Na het zingen van het Wilhelmus in de schoolbanken werden er overdag in de dorpen en de stadswijken in de buitenlucht tal van kinderactiviteiten georganiseerd. Koninginnedag werd ’s avonds afgesloten met een lampionnenoptocht. Wat is eigenlijk de oorsprong van dit Oranjefeest?
De Oranjes – het cement van de samenleving
De liberale hoogleraar B.D.H. Tellegen (1823-1885) zag in de Oranjes een eenheid scheppende factor in een sterk veranderende en moderniserende samenleving toen hij schreef: “Terwijl alles afwisselt en voorbijgaat, blijft er in het Huis van Oranje een boven alles uitstekend middenpunt, dat aan de natie steeds hare eenheid herinnert en op den strijd der partijen, die levensvoorwaarde van den vrijen staat, temperend werkt.” In zijn ogen waren de Oranjes het cement van de samenleving: zij hielden het land bij elkaar.
Als kind had Tellegen nog “Waterloodag” meegemaakt, vanaf 1816 een nationale feestdag waarop herdacht werd dat op 18 juni 1815 Napoleon was verslagen. Op kerktorens en gemeentehuizen hing de Nederlandse vlag in top. In alle kerken van het Koninkrijk der Nederlanden werd deze veldslag herdacht. In steden en dorpen werden activiteiten georganiseerd. Tijdens de 50-jarige herdenking in 1865 werd Waterloo nog uitbundig gevierd met erebogen en optochten, maar in de decennia daarna verdween deze veldslag uit het nationale geheugen.
Een braaf kinderfeestje
In 1885, het jaar waarin Tellegen stierf, werd “Prinsessedag” ingevoerd: de dag waarop de verjaardag van het kleine prinsesje Wilhelmina (1880-1962) werd gevierd. Na de dood van Willem III (1817-1890) werd Prinsessedag in 1891 omgedoopt in “Koninginnedag”. De kermisachtige wijze waarop het gewone volk inmiddels het Oranjefeest vierde – een zuipende, joelende en dansende menigte – had niet ieders voorkeur. Onder invloed van de vele lokale protestants-christelijke Oranjeverenigingen groeide Koninginnedag uit tot een braaf kinderfeestje.
In de collectie van het Onderwijsmuseum zijn tal van Oranjeboekjes (zie aflevering 8) en kiekjes van Oranjevieringen op school aanwezig. In de twintigste eeuw was Koninginnedag een gebeurtenis waar schoolkinderen naar uit keken. Waarom? In plaats van een normale schooldag werden er buiten, op het schoolplein, spelletjes en activiteiten georganiseerd.
Dat pedagogen wel eens de plank missloegen wanneer het ging om de kinderliefde voor het koningshuis, wordt duidelijk uit een publicatie van de opvoedkundige J.H. Gunning (1859-1951). In 1935 betoogde hij in zijn artikel “Onze jeugd en Oranje”, dat het nationaliteitsgevoel, de vaderlandsliefde “een van die trekken is, die men bij alle volken terugvindt”. Zonder enige vorm van aarzeling noemde Gunning ieder kind, met zijn van “nature gevoelig, maar ook geloovig, hartelijk, vertrouwend” kinderhart “een geboren nationalist”. Hoe zat dat volgens deze pedagoog?
Het nationaliteitsgevoel, de vaderslandsliefde, zou “een bestanddeel van het instinctieve gevoel van saamhorigheid” zijn, “dat de mensch met vele diersoorten gemeen heeft”. Gunning uitte in 1935 felle kritiek op de sociaaldemocraten, die een a-nationale en soms zelfs antinationale houding aannamen. Het niet meezingen van het Wilhelmus door veel schoolkinderen was hier een uitvloeisel van. Gunnings appèl aan ouders en onderwijzend personeel was duidelijk: “Geeft aan ’t Nederlandsche kind wat hem toekomt en onthoudt ’t hem niet: een opvoeding tot waarachtige, reine, onbaatzuchtige vaderlandsliefde, dat is tot dankbaarheid, plichtsbesef, gemeenschapsgevoel, liefde voor en trouw aan Oranje.”
Koningsdag 2020 – Eensgezind thuis
Vaderlandsliefde en nationaliteitsgevoel zijn niet aangeboren maar aangeleerd. Koninginnedag was een negentiende-eeuwse uitvinding. De Oranjefeesten en de Oranjeboekjes waren een belangrijk onderdeel van de in het kinderhart gezaaide vaderlandsliefde – propaganda van de bovenste plank waar veel kinderen ontvankelijk voor zijn. De Groningse historicus E.H. Kossmann (1922-2003) sprak in 1992 – ter gelegenheid van het 12½ regeringsjubileum van koningin Beatrix – over hetzelfde onderwerp waar Gunning in 1935 over schreef. Wat was Kossmanns betoog?
Waar het om gaat, aldus Kossmann, is dat de meerderheid van de bevolking de aanwezigheid van de vorst moet “ervaren als een vreugdevol, geruststellend, opbeurend element in een soms ondoorzichtig lijkend regeersysteem”. Het koningshuis, dat reeds generaties lang meegaat, wordt door velen gezien als een “stabiliserende en integrerende factor”.
Het is niet bekend of de ironische historicus Kossmann het wel of niet meende, maar hij verwoordde het wel duidelijk, de functie van het Oranjehuis in de Nederlandse samenleving: “Dank zij haar aanhankelijkheid aan het vorstenhuis kon de Nederlandse bevolking, hoe diep gespleten, verzuild en grillig soms ook, toch eensgezind langs een goed gebaand pad naar de toekomst voortschrijden.”
Het is daarom te hopen dat de Nederlandse bevolking tijdens deze coronacrisis op 27 april 2020 eensgezind een voorbeeld neemt aan bovenmeester Koning Willem-Alexander en koningsdag thuis viert.
Auteur: Jacques Dane
--------------------------------------------------------------------------------------------------
Deze tekst is deels gebaseerd op: Jacques Dane (2006). “De vrucht van Bijbelsche opvoeding.” Populaire leescultuur en opvoeding in protestants-christelijke gezinnen, circa 1880-1940. Hilversum: Verloren, blz. 128-138.