Pasen 2020
Stille Zaterdag
De dag voor Paaszondag heet “Stille Zaterdag”. In het Christendom herdenkt men de tijd dat Jezus’ dode lichaam na de kruisiging op Goede Vrijdag in de grafspelonk lag. Schoolhoofd W.G. van de Hulst beschrijft in zijn kinderbijbel voor de allerkleinsten, dat de “Overpriesters en de voorname Joden” blij zijn dat Jezus dood is. Nu kan Hij geen wonderen meer verrichten. Nu kunnen de mensen niet meer naar hem luisteren. Het volk zal voortaan weer naar hèn luisteren. Van de Hulst: “Nu zullen de Overpriesters en die deftige Joden weer de voornaamsten zijn van het land. O, daar zijn ze zoo blij om.”
Naast de blijheid is er ook angst. Wat had Jezus ook alweer gezegd? In de woorden van Van de Hulst: “Ik zal sterven, maar na drie dagen zal ik weer opstaan.” De schrik slaat de voorname en deftige Joden om het hart: “’O, neen, dat kàn niet gebeuren. Dat kàn niet!’ Maar die deftige Joden zijn tòch bang.”
Met een hedendaagse bril op gelezen, klinken deze woorden antisemitisch: Van de Hulst legt erg de nadruk op de “voorname” en de “deftige Joden”. In kinder- en schoolboeken in de eerste decennia van de twintigste eeuw is een in woorden uitgedrukte vijandschap jegens de Joodse medemens helaas nooit ver weg. (Zie over dit onderwerp: Ewoud Sanders, “Levi’s eerste kerstfeest. Jeugdverhalen over jodenbekering.” Nijmegen: Vantilt, 2017.)
Om hun angst nog een te onderstrepen, schrijft Van de Hulst in 1926: “En wat doen ze? … Ze zetten soldaten bij Zijn graf. Drie dagen lang. Die zullen wel oppassen. En dàn zijn ze gerust. Nu is Jezus weg; voor altijd wèg!”
De graflegging is een belangrijke gebeurtenis, die aan de leerlingen in het lager onderwijs werd verteld. Maar een Bijbels graf was iets anders dan de graven die kinderen in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw kenden. Hoe werd dit voor de klas uitgelegd?
Er zijn schoolplaten waarop Jezus’ graf staat afgebeeld. Vaak veelkleurig, met soldaten eromheen. Maar het kon ook anders. In de collectie van het Onderwijsmuseum is een object opgenomen dat op het eerste gezicht niet meteen aan een graf doet denken. Desalniettemin werd dit object gebruikt om Jezus’ graf aanschouwelijk te maken. Wat is dit voor een leermiddel?
In Jezus’ tijd plaatste men de doden in een rotsgraf: een in kalkgesteente uitgehold graf. Om de grafkamer binnen te komen, moest men eerst langs de grafdeur. Deze deur was afgesloten met een grote ronde steen, die in een sleuf voor de opening was gerold. Wilde men het graf betreden, dan diende de zware ronde grafsteen te worden weggerold.
Om dit voor jonge kinderen ingewikkelde verhaal te kunnen uitleggen en aanschouwelijk te maken, hadden protestants-christelijke scholen de beschikking over een schaalmodel van het Jezus’ graf. De juf of meester kon dit model op het bureau en het verhaal van Jezus’ graflegging er bij vertellen.
Auteur: Jacques Dane