Staat van het onderwijs 2021
Op woensdag 14 april biedt de inspecteur-generaal van de Inspectie voor het Onderwijs de 'Staat van het Onderwijs 2021' aan ministers Van Engelshoven en Slob aan. Deze bijeenkomst vindt plaats in het Nationaal Onderwijsmuseum. U kunt de bijeenkomst online via livestream volgen. In aanloop tot deze bijeenkomst besteden wij in vijf korte artikelen aandacht aan de geschiedenis van de Inspectie voor het Onderwijs. Vandaag deel 1: 'Van 1817 tot nu - ieder jaar opnieuw dicht op de huid van de tijd'
De Onderwijsinspectie bracht in 1817 het eerste verslag uit over “de staat van het onderwijs” in Nederland. Papier, papier en nog eens papier. Om moedeloos van te worden. Wie las dat allemaal? En waarom zouden we ons verdiepen in deze onderwijshistorische brij uit de negentiende en de twintigste eeuw? Die onderwijsverslagen waren in het verleden toch niet meer dan een verplicht nummer – een “grondwettelijke opdracht” –, enkel en alleen bestemd voor de Staten-Generaal, het parlement van Nederland? Schijn bedriegt.
Het is even doorbijten, maar als je er in eenmaal inzit, dan blijken die verslagen een rijke bron te zijn voor de onderwijs- en de sociale geschiedenis. Door het gehele land observeerden schoolopzieners en onderwijsinspecteurs de dagelijkse beslommeringen van onderwijzers en hun leerlingen in de stad en op het platteland. Vers van het mes noteerden ze wat ze zagen, wat ze meemaakten.
Sommige delen van de onderwijsverslagen zijn een sociaalhistorische bron die dicht op de huid van de tijd zit. Het ging niet alleen over het droevig stemmende niveau van rekenen, lezen en schrijven; het hoofdpijndossier rekenen is blijkbaar van alle tijden. Schijnbaar willekeurige zaken als drankmisbruik (een eeuw geleden dronk men sloten jenever en bier) en het leren omgaan met geld (een halve eeuw geleden maakten burgers ook al schulden) behoorden evengoed tot de thema's waar schoolopzieners en inspecteurs aandacht voor hadden.